Het scheepje
Het hout is rot
de schepen kraken
buiten
de steigers
hangen maar wat rond
tot de enkels in het water
de ankers zijn gedeponeerd
tot aan het nat
dan zinken ze
ze worden zichtbaar
voor de bodem
ze hapt naar lucht
met haar klauwen
ze grijpt
haar ketting
het glinsterde teveel
dat heeft gevolgen
in de golven
op haar borst
geen peuter blijft eraf
zo was haar moeder ook
daar was ze mee begonnen
zodra ze de wal was opgeklommen.
Vers: Ben F. Wesdijk
Beeld: de botter van Wil
Vorige